Voeding en Verzorging: deel 1 - 2 - 3 - 4 - 5
WITTE HERDER BIBLIOTHEEK OF KIMBERLY’S PRIDE
Beweging en ontwikkeling van jonge honden
Richtlijn voor de ontwikkeling van het bewegingsapparaat bij jonge honden.
Tekst:
Dhr. M. Nijland, dierfysiotherapeut te Eindhoven
Drs. S.W. Schukking, dierenarts verbonden aan dierenkliniek Kortenoord te Wageningen
Dr. Luc A.A. Janssens, DMV, Ph.D., Dipl. ECVS, Specialist in orthopaedic- and neuro-surgery in com- panion animals. Cert.V. Acu.
Als
dierenarts
en
dierfysiotherapeut
worden
we
vaak
geconfronteerd
met
onzekerheid
bij
hondenbezit-
ters:
hoe
vaak,
hoe
veel
en
hoe
actief
mag
ik
met
mijn
jonge
hond wandelen en spelen?
Aan
de
ene
kant
constateren
we
regelmatig
de
‘voorzichtigheidsreflex’
bij
eigenaren
waarbij
men
liever
te
weinig
dan
te
veel
met
een
pup
doet.
Aan
de
andere
kant
zien we de ‘wees maar flink’ attitude, waarbij men er vanuit gaat dat een jong lichaam flink wat aankan.
Tot
op
heden
is
er
ten
aanzien
van
het
bewegingsadvies
voor
pups
aan
eigenaren
geen
eenduidig-
heid.
Om
wijsheid
en
leidraad
te
geven
aan
alle
goed
bedoelende
nieuwe hondenbezitters hebben wij een richtlijn opgesteld, een eerste aanzet tot een consensus op dit gebied. We hopen dat u er wat aan heeft.
We hanteren in deze richtlijn de volgende uitgangspunten:
•
Een gelijkmatige en goed gedoseerde lichaamsbeweging kan bijdragen aan een gezonde ontwikkeling van de pup.
Voor jonge pups geldt dat beweging in dienst staat van de spieront- wikkeling, coördinatieontwikkeling en de ontwikkeling van sociaal gedrag.
•
Beweging en training hebben als doel het optimaal ontwikkelen van het lichaam en de bewe- gingscoördinatie van de jonge hond, niet het vroegtijdig
verhogen van sportprestaties.
•
Bij deze beweging moet rekening worden gehouden met de sterke en de zwakke punten van de individuele hond en het ras. Hierin ligt een adviserende
en sturende taak voor de dieren- arts, dierfysiotherapeut en instructeur.
•
Lichaamsbeweging met een hoge intensiteit en piekbelasting of te langdurige beweging moet bij jonge honden worden vermeden.
De
veelgehoorde
regel
‘vijf
minuten
beweging
per
levensmaand’
is
in
de
literatuur
niet
te
achterhalen.
De
waarde
van
deze
regel
is
onduidelijk
en
niet
wetenschappelijk
onderbouwd
(Nijland,
2003).
Veel
jonge
honden
hebben
behoefte
aan
meer
beweging.
In
de
praktijk
blijkt
een
groot
aantal
pups
meer
te
lopen
(en
aan
te
kunnen)
dan
deze
regel
voorschrijft.
Daarentegen
blijkt
uit
studies
die
al
in
de
jaren
’90
zijn
uitgevoerd
(Kiviranta
et
al,
1992;
Lammi
et
al,
1993),
dat
een
gedoseerd
bewegingsprogramma
bijdraagt
aan
spierkracht,
dikte
en
samenstelling
van
het
gewrichtskraakbeen
en
peesdikte.
Deze
effecten
zijn
overigens
ook
bij
paarden
en
mensen
over-
tuigend
aangetoond (Vrijens et al, 2001; Smith et al 1999; Kasashima et al, 2002).
Jonge pups (vanaf twee tot en met acht maanden).
Een
jonge
pup
mag
4
á
5
maal
daags
wandelen.
De
duur
van
de
wandeling
mag
10
minuten
per
wan-
deling
per
maand
leeftijd
zijn.
Dat
betekent
dat
een
pup
van
3
maanden
leeftijd
tot
30
minuten
per
wandeling
mag
lopen.
Indien
de
pup
eerder
uitingen
geeft
van
vermoeidheid
(verminderde
alertheid,
gaan
zitten
of
liggen,
stress-
signalen,
aangeven
van
pijn
of
mankheid,
verlies
van
coördinatie)
moet
er
eerder
worden gestopt.
De pup behoort zich tijdens alle gangen te kunnen ontwikkelen
Wanneer
pups
met
elkaar
stoeien
is
het
van
belang
dat
ze
van
ongeveer
gelijke
grootte
en
gewicht
zijn.
Het
combineren
van
een
erg
grote
pup
met
een
erg
kleine
geeft
soms
aanleiding
tot
onhandig-
heids
ongevallen
waarbij
kleine
pups
zelfs
fracturen
kunnen
oplopen.
Spelen
en
stoeien
met
andere
pups
gaat
vaak
erg
wild.
Dit
overschrijdt
de
grenzen
van
de
fysiologische
belastbaarheid
van
veel
pups.
Stoeipartijen
leiden
soms
tot
kreupelheid.
Het
heeft
onze
voorkeur
om
pups
met
sociale,
niet
te
drukke,
volwassen
honden
te
laten
spelen.
Dit
draagt
bij
aan
de
ontwikkeling
van
normaal
sociaal
gedrag
en
vermindert
de
kans
op
blessures.
Tevens
moet
worden gelet op de ondergrond waarop pups stoeien. Hiervoor is een zachte gras- of bosbodem zonder kuilen en obstakels de beste optie.
In verband met het risico op verwondingen aan de keel moet het spelen met stokken worden afgeraden.
Spelen
met
een
bal
kan
worden
gestimuleerd
door
de
pup
hiernaar
te
laten
zoeken
in
bijvoorbeeld
hoog
gras.
Het
op
hoge
snelheid
achter
ballen
aan
rennen
en
plotseling remmen is te belastend voor de jonge hond.
Coördinatietraining
betekent
in
eerste
instantie
dat
pups
moeten
leren
om
onder
wisselende
omstan-
digheden
te
lopen
in
alle
gangen
(stap,
draf,
galop,
telgang)
en
daarmee leren om zich aan te passen aan de omstandigheden. In dit kader geven we vooral aandacht aan werken bij draf of telgang (Fisher M.S. et al, 2011).
Om
deze
reden
adviseren
we
wandelingen
op
wisselend
terrein,
waaronder
gebieden
met
hoog
gras,
bos
of
los
zand.
Het
voordeel
van
deze
terreinsoorten
is
dat
de
bewegingssnelheid
noodgedwongen
laag
blijft.
Daarmee
wordt
overbelasting
voorkomen.
Het
geniet
de
voorkeur
deze
wandelingen
indivi-
dueel
met
de
pup
uit
te
voeren.
Als
richtlijn
houden
we
aan
dat
zo’n
wandeling
tien
minuten
per
le-
vensmaand
mag
duren
waarbij
het
wandelen
over
moeilijk
terrein
en
vlak
terrein
afgewisseld dient te worden.
Dergelijke
wandelingen
mogen
maximaal
viermaal
per
dag
worden
gemaakt.
Hierbij
wordt
geen
on-
derscheid
gemaakt
tussen
grote
of
kleine
honden.
Voor
beide
groepen geldt dat zij hun bewegingsap- paraat moeten ontwikkelen.
Het is belangrijk om de vermoeidheidsverschijnselen van de pup in de gaten te houden. Tekenen van vermoeidheid zijn:
• Gaan liggen of zitten
• Hijgen en gaan liggen of zitten
• Achterblijven tijdens de wandeling
• Verminderde alertheid, zoals het trager reageren op de naam en/of bekende commando’s
Spelen en stoeien met andere pups gaat vaak erg wild.
Indien
dit
gebeurt
tijdens
de
wandeling
zal
de
duur
van
de
wandeling
moeten
worden
ingekort
naar
5
minuten
per
levensmaand,
waarna
deze
in
de
loop
van
de volgende twee weken weer voorzichtig kan worden opgebouwd.
Daarnaast
zijn
ook
wandelingen
waarbij
de
pup
los
kan
lopen
noodzakelijk
om
wisselingen
in
gang-
werk
onder
gedwongen
omstandigheden
te
stimuleren.
Deze worden tot de vier wandelingen per dag gerekend.
Traplopen
is
geen
bezwaar
voor
jonge
honden
mits
dit
rustig
en
aangelijnd
gebeurd.
Dit
moet
pups
vooraf
aangeleerd
worden.
Pups
zijn
in
staat
traptreden
stappend
(en
dus
niet
springend!)
te
nemen
als
deze
lager
zijn
dan
de
ellebooghoogte
van
de
pup.
Pups
van
kleine
rassen
kunnen
gemakkelijk
gedragen worden.
Tevens
kan
er
worden
gestart
met
vormen
van
balanstraining.
Hierbij
moet
worden
uitgesloten
dat
pups
ergens
af
kunnen
springen
en
dus
mogelijk
vallen.
Het
heeft
de
voorkeur
om
dit
aan
te
leren
onder
begeleiding
van
een
goed
geschoolde en ervaren instructeur.
Voorbeelden van balanstraining zijn:
• De pup leren lopen over een balk van verschillende breedtes (20-30 cm.)
• De pup leren om langzaam over een stokkenbaan te lopen
• Balans op een grote oefentol of evenwichtsplank
Deze balanstrainingen worden geleidelijk uitgebreid en kunnen een terugkerend onderdeel zijn van de reguliere puppytraining.
De oudere pup (vanaf negen tot en met twaalf maanden).
Op
de
leeftijd
van
tien
maanden
zijn
de
meeste
groeilijnen
gesloten
en
is
de
snelle
groei
van
de
pup
achter
de
rug.
De
pup
heeft
dan
ongeveer
80-85%
van
het
volwassen
gewicht
bereikt.
Vanaf
deze
leeftijd
kan
er
worden
gestart
met
een
fietsprogramma
waarin
de
hond
het
lopen
naast
de
fiets
kan
leren.
De
eerste
fietstrainingen
bestaan
uit
het
netjes
meewandelen
naast
de
fiets,
waarbij
de
eigenaar
zelf
ook
wandelt
met
de
fiets
aan
de
hand.
Vervolgens
kan
het
lopen
vanaf
enkele
minuten
worden
opgebouwd
naar
ongeveer
dertig
minuten
aan
het
eind
van
de
twaalf
maanden
leeftijd.
De
aanvangssnelheid
is
een
ontspannen
draf
die,
afhankelijk
van
de
grootte
en
lichaamsbouw
van
het
ras,
varieert
van
8-14
km/u.
Bij
twijfel
is
het
raadzaam
een
en
ander
in
overleg
met
de
dierenarts
of
dierfysiotherapeut te bespreken.
Is de hond in goede gezondheid en conditie,
dan kan na de leeftijd van één jaar worden gestart met sportactiviteiten.
Samenvatting:
1. Tien minuten per keer lopen per maand leeftijd, maximaal 4 keer
2. Traplopen op treden lager dan ellebooghoogte
3. Spelen, maximaal 2-3 daags tien minuten met een rustige,
volwassen hond of een pup van gelijke grootte
4. Niet spelen met stokken en ballen, eventueel wel zoekspelletjes met
de bal in hoog gras en dergelijke
5. Coördinatietraining
6. Fietsen vanaf de leeftijd van negen maanden
7. Oneffen en zware ondergrond geen probleem
8. Sportactiviteiten vanaf de leeftijd van twaalf maanden
Literatuurlijst
1. Fisher, M.S., Lilje, K.E., Hunde in bewegung; ISBN978-3-440-13075-9; Kosmos.
2. Kasashima, Y. et al, Exercise-induced tendon hypertrophy: cross sectional area changes dur- ing growth are influenced by exercise; Equine Veterinary
Journal, Volume 34, Issue S34, pag- es 264–268, (september 2002).
3. Kiviranta I., Tammi M., Jurvelin J., Arokoski J., Säämänen A.M., Helminen H.J., Articular carti- lage thickness and glycosaminoglycan distribution in the canine
knee joint after strenuous running exercise; Clin Orthop Relat Res.1992 Oct; (283):302-8.
4. Lammi M.J., Häkkinen T.P., Parkkinen J.J., Hyttinen M.M., Jortikka M., Helminen H.J., Tammi M.I., Adaptation of canine femoral head articular cartilage to long
distance running exercise in young beagles; Ann Rheum Dis. May;52(5):369-77;(1993).
5. Nijland, M., Hondse Hoogstandjes; ISBN: 90-75531-29-X; Uitgeverij Libre; (2003).
6. Smith, R.K. et al, Should equine athletes commence training during skeletal development; Eq- uine Veterinary Journal, Volume 31, Issue S30, pages
201–209; (July 1999).
7. Vrijens, J., et al, Basis voor verantwoord trainen; Uitgever PVLO vzw, Gent, ISBN: 90-70870-45-2; (2001).
This website was first launched in 1998 - If you have questions about the site or corrections, please mail the webmaster
© Pride Webdesign 2016